Lijken: Bij goede lijkschouw hoort invasief onderzoek, MC 2015

Auteurs: Udo Reijnders, Kees Das, Manon Ceelen, Joris Stomp.

SAMENVATTING

Er bestaat onduidelijkheid over de methoden die een lijkschouwer mag hanteren bij het achterhalen van de doodsoorzaak. Voor een goede, uniforme schouw is het echter nodig dat dit wettelijk wordt vastgelegd, zeggen forensisch deskundigen. Invasief onderzoek hoort daar zeker bij.

Forensisch artsen treden zo’n tienduizend keer per jaar op als gemeentelijk lijkschouwer.1 Zij verrichten een lijkschouw als er geen behandelend arts beschikbaar is, als de behandelend arts niet overtuigd is van een natuurlijk overlijden of als er aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijke dood. Maar over welke methoden een forensisch arts kan beschikken om de doodsoorzaak en het tijdstip van overlijden vast te stellen, daarover bestaat veel onduidelijkheid en is weinig vastgelegd in de wet of elders.

Zo is een belangrijke vraag waarover al enige tijd discussie bestaat of invasief postmortaal onderzoek tijdens de lijkschouw is toegestaan. Dat wil zeggen het inbrengen van thermometers, katheters en naalden. Ook al beveelt de richtlijn Lijkschouw bijvoorbeeld afname van bloed en urine aan, sommige artsen blijven van mening dat dit in strijd is met de wet. Tijd voor duidelijkheid en rechtsgeldigheid dus.


De complete publicatie vindt u hier.