Lijken: De lijkschouw bij plotselinge dood, Huisarts en Wetenschap 2006

Auteurs: U.J.L. Reijnders, C. Das, G.F. Giannakopoulos, K.H. de Bruin.

SAMENVATTING

Onderwerp

Een onderzoek onder huisartsen naar vaardigheden en meningen over hun rol bij de lijkschouw.

Doel

Inventariserend onderzoek naar de mening van de huisarts over zijn rol bij de plotselinge dood van volwassenen en minderjarigen.

Resultaten

Van de 250 aangeschreven huisartsen deden er 217 mee aan het onderzoek (86,8%). Van de respondenten voelt 41% zich onvoldoende toegerust om naar behoren een lijkschouw te verrichten. Driekwart denkt onvoldoende vaardig te zijn in het interpreteren van letsels bij de lijkschouw. De afgelopen 5 jaar heeft 81% van de huisartsen geen enkele lijkschouw bij minderjarigen verricht. Over een wettelijk verplichte forensische lijkschouw bij onverwacht overlijden van volwassenen spreekt slechts 20% van de huisartsen zich negatief uit. Ruim 80% van de respondenten is voorstander van zo’n forensische lijkschouw bij alle overleden minderjarigen, 63% omdat ze zich als huisarts onvoldoende vaardig voelen, 59% om daarmee een belastende selectie te voorkomen, en 43% omdat ze van mening zijn dat ze zich als huisarts beter met de begeleiding van de nabestaanden kunnen bezighouden. Van de huisartsen geeft 11% aan wel eens een verklaring van natuurlijke dood te hebben afgegeven bij twijfel aan de natuurlijke aard van het overlijden. Als er sprake is van een terminale aandoening, vindt 12% van de huisartsen een schouw door een forensisch arts niet gewenst.

Conclusie

Ruim 40% van de huisartsen geeft aan over onvoldoende kennis en vaardigheden te beschikken ten aanzien van de lijkschouw, mishandeling en letselbeoordeling. Alleen bij een adequate meldingsprocedure zal er meer duidelijkheid en inzicht kunnen komen wat de doodsoorzaak precies is geweest en of mishandeling daar een rol in heeft gespeeld.


De complete publicatie vindt u hier.